We werken alweer drie maanden met NEN 3140+A2:2018. Dit artikel gaat over de gewijzigde benadering van de inspecties van bestaande elektrische installaties. Dit kan een reden zijn voor de installatieverantwoordelijke (IV) zijn inspectiebeleid te herzien.
In 5.3.3.1.101 van NEN 3140+A1: 2015 staat een bepaling die stevig in het gedachtengoed van elektrotechnisch Nederland is verankerd: “Bij inspectie moet ten minste worden uitgegaan van de veiligheidsbepalingen die van kracht waren bij de aanleg van de installatie”.
De IV moest dus bepalen welke versie van NEN 1010 (en andere normen, zoals NEN-EN-IEC 60204 en NEN-EN-IEC 61439) hij voor welk installatiedeel moest toepassen. Voor de inspecteur was deze informatie een voorwaarde voor het correct uitvoeren van de inspecties van bestaande elektrische installaties.
De regeling dat geïnspecteerd wordt volgens de versie van NEN 1010 die gold ten tijde van aanleg is gebaseerd op artikel 1.12 uit het Bouwbesluit: “Op het gedeeltelijk vernieuwen of veranderen of het vergroten van een installatie is wat betreft hoofdstuk 6 het rechtens verkregen niveau van toepassing”.
Het rechtens verkregen niveau betekent: de versie van NEN 1010 toepassen die gold ten tijde van aanleg van die installatie, plus het toepassen van de versie die van kracht was bij een grote renovatie of ombouw van die installatie. Logischerwijs werd die gedachtegang ook gebruikt voor het bepalen van de versie van NEN 1010 voor het uitvoeren van de inspecties van bestaande elektrische installaties conform NEN 3140.
Bepaling 5.3.3.1.101 van NEN 3140+A2:2018 is nu als volgt geformuleerd: Bij de inspectie moet worden beoordeeld of onderhoud, veiligstellen voor elektrotechnische werkzaamheden en voor niet-elektrotechnische werkzaamheden mogelijk is volgens de huidige veiligheidseisen. Bepaling 5.101.4 voegt daaraantoe dat de IV het veiligheidsniveau bepaalt waarop wordt getoetst. Bij gebruik van NEN 1010 moet de IV de versie van NEN 1010 kiezen (daar waar mogelijk de actuele versie).
De IV is de persoon die de elektrotechnische risico’s moet beheersen. Daarbij heeft hij met Arbowet en Arbobesluit te maken. De Arbowet geeft aan dat het veiligheidsbeleid aan de laatste stand van de wetenschap moet voldoen.
Artikel 4.3.109 van NEN 3140+A2:2018 vermeldt dat de IV bij alle geconstateerde afwijkingen op basis van een risicobeoordeling maatregelen en een passend termijn bepaalt.
In NEN 3140+A2:2018 is de link met Arbowet en Arbobesluit versterkt. In F.2 staat bijvoorbeeld dat de IV moet beoordelen of inspectieresultaten invloed hebben op de RI&E of het bijbehorende plan van aanpak.
Wie de IV is, wat hij doet en welke opleidingseisen worden gesteld, is bij de meeste gebruikers van NEN 3140 bekend. Nieuw is de opmerking in 3.2.1: De IV kan de eigenaar, de werkgever, de verhuurder of een gedelegeerde persoon zijn. Is er geen IV aangewezen? In dat geval wordt de werkgever als IV aangemerkt. Hij of zij moet deskundigen inschakelen om tot een deugdelijk inspectiebeleid te komen.
Rob Kaspers
Trainer NEN 3140
april 2019